(Straatnieuws)
‘Komt een land bij de dokter’ heet het boek van straat- en huisarts Michelle van Tongerloo (1983). Het is een aanklacht tegen het huidige zorgsysteem en de bureaucratie, en tegelijkertijd een zoektocht naar alternatieven, die ze bij de zogenoemde informele zorg vindt. “Dat denken in lijnen, protocollen, excel-sheets en vooral in getallen, dat loopt dood.”
Tekst Astrid van Unen
Michelle van Tongerloo is straatarts in de Rotterdamse Pauluskerk en huisarts in Rotterdam-Zuid, maar ook fotograaf en oprichter van de stichting Lekker Geven, een crowdfundingsplatform voor Rotterdammers in nood. Daarnaast schrijft ze als freelance journalist voor verschillende media. Deze duizendpoot bewaakt haar tijd zorgvuldig, zegt ze, want “ik heb ook nog een gezin”. En haar patiënten gaan boven alles, ook boven een eerdere afspraak voor dit interview, maar uiteindelijk vinden we een donderdagochtend en een laptop met videoverbinding.
Hoe belangrijk is je werk voor je?
“Belangrijk. Mijn werk is mijn hobby. Ik ben super dankbaar dat het werk als huis- en straatarts op mijn pad is gekomen, dat ik zo een waardevolle bijdrage kan leveren aan de maatschappij. Nee, het is geen roeping. Ik heb wel altijd feeling gehad met kwetsbare mensen. Maar als tiener was ik vooral artistiek bezig met tekenen en schrijven.”
Eerst studeerde Van Tongerloo geneeskunde in Nijmegen, na haar propedeuse deed ze toelatingsexamen voor de kunstacademie in Breda, maar na een jaar fotografie kreeg ze heimwee naar geneeskunde. “Ik dacht: wat draag ik met fotografie bij aan de wereld?” Uiteindelijk rondde ze beide opleidingen af. “De afspraak was dat ik iets zou gaan doen waarmee ik m’n boterham kon verdienen. Dat kan ik nu.” De fotocamera speelde nog wel een tijd een rol; ze publiceerde onder meer foto’s in Vrij Nederland. “Maar ik ben ook gewoon arts, dus ik moet voorzichtig met mensen omgaan. Niet over hun grenzen gaan. Ik plaats ook niet zonder expliciete toestemming foto’s van patiënten bij mijn posts op LinkedIn, terwijl ik wel over hen publiceer. En ik merk dat media hen dan toch nog kunnen opsporen, ondanks de anonimiteit. Daar word ik boos om, want ik wil het zuiver houden.”
Kille bureaucratie
In december verscheen haar boek ‘Komt een land bij de dokter’ bij De Correspondent. Inmiddels zijn er 32 duizend exemplaren verkocht. Van Tongerloo beschrijft sommige van haar dakloze en ongedocumenteerde patiënten, het stuklopen op de bureaucratie, het inadequate zorgsysteem. Op de achterflap: ‘Een dakloze, borstvoedende moeder die niet terechtkan in de opvang, een patiënt die bijna overlijdt aan iets dat binnen een consult van tien minuten verholpen had kunnen zijn, een man met hartfalen die van ziekenhuis naar ziekenhuis wordt gestuurd: het klinkt niet als Nederland.’
Ze zoekt in haar boek naar de oorzaak van al dit falen - keihard beleid sinds de jaren tachtig vooral - en vindt uiteindelijk haar eigen oplossing: luisteren. Zorg op maat, noodgedwongen informeel zolang de kwetsbare patiënt formele zorg mijdt. Het is een leesbaar, toegankelijk boek geworden, dat soms koude rillingen bezorgt door de kille bureaucratie rond de zorg, waaraan vooral de kwetsbaarsten onder ons aan ten onder gaan.
‘Ik vond steeds meer mensen die op een andere manier hulp wilden geven: vanuit mensen, dicht bij mensen’, schreef je in een van je posts op LinkedIn. ‘Ik zag: de oplossing voor onze problemen is er al en ik heb ze beschreven.’ Is dat de reden van dit boek?
“Ik ben niet iemand met een enorm plan, ik laat me leiden door gevoel en door anderen. Ik ben begonnen met schrijven uit frustratie. Dankzij die frustratie werden veel deuren geopend, geld werd gedoneerd en boden mensen aan om te helpen. Toen kwam ik erachter dat er zoveel aan het ontstaan was wat we informele zorg noemen.
“Tegelijkertijd gaf ik mezelf iets cadeau: de analyse over waarom we in deze tijd zo met elkaar omgaan. De verklarende hoofdstukken waren voor mij belangrijk. Ik realiseerde me: dat er nu zoveel problemen zijn is het gevolg van bewust beleid van zowel linkse als rechtse partijen sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw tot nu. Daar ondervinden steeds meer mensen de problemen van. Ik zag: de overheid is niet meer de oplossing van onze problemen. Maar wat moet er dan gebeuren? Dat was mijn proces.”
[in kader]
‘Zorgen voor dakloze mensen is iets anders dan ze enkel helpen afkicken. Alleen maar medicijnen voorschrijven. Ze doorverwijzen naar de wachtlijst van een ggz-instelling. Het is meer dan alleen een lichaam oplappen, een protocol doorlopen en een taak afwerken.
Ik denk aan Giuseppe, die ik een paar weken daarvoor ook bijna verloor, maar die zo simpel te redden bleek. Voor hij bij mij in de Pauluskerk kwam, woonde hij jaren onder een brug: het gevolg van allerlei problemen na het verliezen van zijn baan als kok. Zonder adres verloor hij automatisch ook zijn zorgverzekering – daarvoor heb je namelijk een postadres nodig.
Hij zocht geen hulp, omdat hij dacht dat hij het toch niet kon betalen – van het bestaan van de onverzekerdenregeling wist hij niet. Dus stopte hij met de inname van zijn hiv-remmers, een langzame zelfdoding.
Met zijn laatste krachten klom hij graatmager, benauwd en kortademig op mijn behandeltafel in de Pauluskerk, waar hij in slaap viel toen ik hem onderzocht. Als een kat die een rustige plek zocht om te sterven.
Dat deed hij niet. We kregen zijn antivirale middelen net op tijd naar binnen. En toen hij in een klein verpleeghuis voor dakloze mensen werd opgenomen, kwam hij in een maand bijna vijftien kilo aan.
Doordat hij zijn antivirale medicatie kreeg. Wat voedzaam eten. Af en toe een warme douche. Een bed.
Toen ik hem een paar weken na de opname bezocht, herkende ik hem haast niet. In zijn spijkeroutfit met een petje op, dat hij afzette toen we begonnen te kletsen. Hij zat rechtop, keek me vrolijk aan en praatte honderduit.
Als oplossingen zo eenvoudig kunnen zijn, als zorg zo veel verschil kan maken, waarom is mijn praktijk dan zo moeilijk? Waarom lukt het me niet meer om de basaalste hulp te bieden aan een steeds groter wordende groep mensen?’
- Uit: ‘Komt een land bij de dokter’
[einde kader]
Je wilde meer dan alleen stukjes op LinkedIn, terwijl je daar al veel succes mee had.
“Wat is succes? Het aantal lezers groeide, dat gebeurde gewoon. Daar zat geen strategie achter. Ik wil graag snappen hoe de wereld werkt, ik ben oprecht verwonderd over dingen die gebeuren en verzamel graag mensen om me heen die verschillende perspectieven hebben. Ik denk dat ik daarin heel journalistiek van aard ben en daardoor ontstaan deze dingen.
“Ik word nu vaak gevraagd om te spreken over leiderschap, over mensen die transities bewerkstelligen en dan denk ik: het feit dat ik hiervoor gevraagd wordt, is onderdeel van het probleem. We denken altijd maar dat alles een verdienste is, dat alles maar een bewuste strategie is, terwijl: ik werk veel meer vanuit mijn gevoel en mijn onderbuik en ik ga relaties aan met mensen vanuit dat vertrouwen. Dat is ook de reden dat ik het niet goed doe in overheidsstructuren, in zogenoemde overleglijnen met gemeenten of met ggz-organisaties. Ik snap die manier van praten en denken gewoon oprecht niet.”
Je wilt graag dicht bij jezelf blijven.
“En bij mensen die durven te werken vanuit intuïtie en gevoel, omdat dat is wat onze maatschappij en zeker mijn patiënten nodig hebben, die zachtheid. Niet dat andere, dat andere loopt dood. Dat denken in lijnen, protocollen, excel-sheets en vooral in getallen. Gelukkig vond ik mensen die net als ik zijn en ik ben blij dat ik ze soms kan helpen door ze financieel te ondersteunen of over hen te schrijven of een ander verhaal te laten horen.”
Je verzet je tegen mainstream, maar ook tegen het ontvangen van prijzen. Op 9 maart postte je: ‘Vaker word ik genomineerd voor awards. Dat is lief en dat mag je zeker doen, alleen ik kom - ook bij het winnen ervan - niet.’ Waarom?
“Ik word oprecht vaak genomineerd. Daar ben ik een paar keer op ingegaan, maar ik heb twee keer een vervelende ervaring gehad. Vaak komt het neer op een netwerkbijeenkomst of een verkapte fundraising. Dan voel ik me een marionet en ik heb niet het idee dat mijn patiënten hier nu beter van worden, wel die organisaties. Je kan me boeken via mijn sprekersbureau, dan betaal je geld voor me.
“Maar ik vind het idee dat we de één boven de ander stellen onderdeel van het probleem. Dat ik voor dat idee wordt gebruikt, voelt niet goed. Omdat ik zoveel mooie mensen ken die mooie dingen doen die niet zo in de publiciteit staan als ik. Die krijgen geen prijs, maar hun werk is even betekenisvol. Daarnaast word ik overspoeld met allerlei verzoeken en dat is een zegen, maar ik ben maar één mens en ik heb ook nog een gezin.”
Je boek is een pleidooi voor een andere aanpak in de gezondheidszorg, maar ook in het maatschappelijk veld. Heeft het al wat losgemaakt?
“Ik krijg veel reacties van individuen die zeggen: door jou durf ik zelf actie te ondernemen voor kwetsbare mensen in mijn omgeving. Maar ook mensen die zeggen: ik heb nu eindelijk iemand op straat durven aanspreken en ik probeer iets voor hem te regelen. Dat vind ik het allermooiste. Kijk, het boek is uitgedeeld in de Tweede Kamer en politici hebben gereageerd, maar daar verwacht ik weinig van. Al had ik een paar weken terug een heel prima overleg met Fleur Agema (minister van Volksgezondheid, PVV), maar het leukste vind ik de individuen, burgers die hun individuele verantwoordelijkheid gaan nemen voor kwetsbare mensen. Dat raakt mij enorm.”
Het is niet jouw doel dat je instituties in beweging brengt?
“Dat zou mooi zijn, maar ik geloof niet dat dat gaat gebeuren. Je moet je realiseren dat de Pauluskerk, waar ik straatars ben, maar een klein onderdeel is van mijn werk. Ik heb een eigen huisartsenpraktijk in Zuid en mijn stichting Lekker Geven. Ik werk met heel veel informele zorgpartijen samen. We zijn nu aan het kijken hoe we een alternatief gemeentehuis kunnen gaan opzetten, een nieuw loket van burgers die op een andere manier zorg willen gaan leveren. Er zijn heel veel mensen bij betrokken. Ik probeer de informele zorg in Rotterdam sterker te maken. Natuurlijk werk ik nog steeds samen met de formele zorg, maar ik weet nu beter waarvoor ik ze wel en niet kan vragen.”
Buiten de lijntjes kleuren
Aan het eind van haar boek schrijft Van Tongerloo onder meer over de Verbindingskamer, die mensen in kwetsbare wijken met elkaar probeert te verbinden door concrete problemen op te lossen. En over Team Toekomst, dat mensen helpt bij het regelen van de basis: een fatsoenlijk huis, voldoende geld voor eten en kleren, een oppas en vervoer. Beide organisaties zijn vanuit hun buurten gestart, omdat bewoners zagen dat bestaande instituties ontoereikend waren.
“Ik werk met een hele grote groep zorgverleners samen die heel anders werken dan bijvoorbeeld wijkteams van de gemeente”, zegt Van Tongerloo. “Die mensgerichter kijken, die buiten de lijntjes durven te kleuren, die durven aan te sluiten bij die onderste tree van Maslov en langzaam gaan bouwen. Dat is wat we doen. Vanuit de mens zelf een plan maken.”
Niet iedereen is kwetsbaar, maar zodra ze het gevoel heeft dat er meer speelt dan één simpel ding en het raakt aan bestaanszekerheid, dan zoekt ze voor deze persoon een informele zorgpartij. “Omdat mensen vaak heel weinig vertrouwen hebben in de formele zorg, zoals het wijkteam of de ggz. Zo iemand uit de informele zorg staat een patiënt vaak een à twee jaar bij voordat die overgaat naar de formele zorg. Ik zie het als een aanvulling op elkaar. Alleen is er voor kwetsbare mensen iets meer nodig dan er via de formele zorg te bieden is. Dat is het buurtgericht werken, dat wij door toenemend individualisme een beetje zijn kwijtgeraakt. Je ziet alles nu kantelen, we lopen allemaal op onze tenen, dus het wordt weer hoog tijd voor nieuwe structuren.”