Acht vragen over het nieuwe pensioenstelsel

(FNV Magazine)

Het oude pensioenstelsel wordt binnenkort uitgewuifd. ‘Het is niet meer houdbaar’, zegt pensioenbestuurder van de FNV Morris de Jong. Het nieuwe pensioenstelsel gaat meer meedeinen met de rendementen, legt hij uit, maar belangrijke waarden als collectiviteit en solidariteit blijven behouden. Acht vragen aan deze pensioenexpert van de vakbond.

 

1. Wanneer gaat het nieuwe pensioenstelsel in werking?

‘Het voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer heen. Na het zomerreces wordt het weer opgepakt. De bedoeling is dat het stelsel per 1 januari 2023 in werking gaat. Dat is redelijk snel. Fondsen kunnen dan overstappen van het oude naar het nieuwe systeem. Daarvoor krijgen ze de tijd tot 1 januari 2027.’

2. Waarom komt er een nieuw pensioenstelsel?

‘Het oude was eigenlijk niet meer houdbaar. Er werd al jaren niet geïndexeerd, dus de pensioenen werden niet aangepast aan de prijsstijgingen. Gepensioneerden hielden daardoor minder koopkracht over en, vervelender, sommigen werden zelfs gekort op hun pensioen. De dekkingsgraden, een percentage dat aangeeft of pensioenfondsen voldoende bezitten om de uitkeringen te kunnen doen, gingen omlaag omdat de rente steeds maar daalde. En dat terwijl het economisch best goed ging. Nu zie je de dekkingsgraden weer omhooggaan, terwijl er miljoenen verdampen door de recessie.

‘In het nieuwe stelsel komen de behaalde rendementen eerder bij de werkenden en gepensioneerden. We hebben wel maatregelen genomen om de negatieve effecten te dempen.’

3. Wat betekent dit voor de werknemers?

Werkenden krijgen een ander pensioen. De ingelegde premie en het rendement op het beleggen van die premie staan centraal. Overigens wordt ook het nabestaandenpensioen anders vormgegeven. ‘Sociale partners, werkgevers en werknemers, in een pensioenfonds kunnen kiezen voor een solidaire of een flexibele premieregeling. De FNV heeft een sterke voorkeur voor de solidaire premieregeling. Dat biedt werkenden en gepensioneerden eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen. Met de solidaire premieregeling delen mensen en generaties de risico’s, zowel in de opbouwfase als in de uitkeringsfase.

‘Bij de flexibele premieregeling is er minder solidariteit tussen de generaties en zijn de mogelijkheden om voor gepensioneerden tegenvallers op te vangen minder.’

4. Wat gaat in de tussentijd met ons pensioen gebeuren?

‘Vanaf 1 januari aanstaande komen we in een transitiefase, en die is best spannend. Oude aanspraken moeten een plek vinden in het nieuwe stelsel. Dat is per pensioenfonds verschillend en afhankelijk van overeenkomsten tussen werkgevers en werknemers. Het is spannend, omdat de pensioenfondsen nu eerder kunnen gaan indexeren, maar ze moeten wel voldoende buffer hebben. Deze buffers hebben ze namelijk nog nodig voor compensatie en bijvoorbeeld het vullen van de solidariteitsreserve.

‘De generatie rond de 45 jaar loopt de kans om erop achteruit te gaan bij het opstarten. Deze groep moet gecompenseerd worden. Er zit nog wat onzekerheid in hoe dit gaat gebeuren.’

5. Wat zijn de gevolgen voor jongeren?

‘In het nieuwe stelsel weegt de opbouw aan het begin van de loopbaan zwaarder mee naar de toekomst. Dat is gunstig voor jongeren die vanaf de start van hun loopbaan een goed contract hebben. Kleine baantjes zonder pensioenopbouw zijn daarentegen niet gunstig. Ook jonge zzp’ers moeten goed opletten. Jongeren moeten daarom beter voorgelicht worden door de overheid, de pensioenfondsen en de bonden. Ze moeten gaan beseffen dat pensioen een belangrijke arbeidsvoorwaarde is. Je wilt er ten slotte ook op je pensioenleeftijd goed bijzitten.’

6. Wat zijn de gevolgen voor ouderen?

‘Zij zullen eerder dan nu een hoger pensioen ontvangen als het economisch goed gaat. Het is geen vaste uitkering meer, het bedrag kan schommelen. In de solidaire premieregeling hebben we dankzij de solidariteitsreserve een instrument waarmee de negatieve effecten kunnen worden gedempt.'

7. Wat gebeurt er met nabestaanden en wezenpensioen?

‘Voor de mensen die al ouderdomspensioen ontvangen, verandert er niks. Voor werknemers geldt straks bij overlijden dat hun nabestaanden een percentage van het laatstverdiende loon krijgen. Dat is gunstig voor jonge werknemers, maar eigenlijk voor iedereen. In het huidige stelsel is de uitkering nog afhankelijk van de pensioenopbouw.’

8. Wat kunnen we al doen?

‘Voor ons allen geldt dat we ons goed moeten laten informeren. Zoek naar betrouwbare bronnen op internet, zoals het ministerie van Sociale zaken (SZW). Ook de FNV heeft een speciale website: fnv.nl/goedpensioen. Verder organiseren we bijeenkomsten en webinars. Meld je daar vooral voor aan. Stel vragen. Wees kritisch. Probeer de echte verhalen van de spookverhalen te onderscheiden. De FNV streeft naar een zo goed mogelijke pensioenregeling voor iedereen.’