‘Ons land heeft geprofiteerd van de sociale dialoog’

(Mondiaal FNV)

Sociale zekerheid is een mensenrecht. En waar kun je dat beter uitonderhandelen dan aan de tripartiete overlegtafel? Vanuit die gedachte startte ITUC Africa met steun van Mondiaal FNV een project om de sociale dialoog over de coronapandemie in zes Afrikaanse landen te stimuleren. En met succes, zo blijkt uit het verhaal van de Somalische vakbondsleider Omar Faruk Osman.

 

Het project ‘Strengthening African Trade Unions’ Social Dialogue Capabilities’ vond in 2020 plaats en liep in zes Afrikaanse landen, namelijk Burundi, Burkina Faso, Centraal-Afrikaanse Republiek, Sierra Leone, Botswana en Somalië. Doel was om via de sociale dialoog een stem te krijgen in de corona-herstelprogramma’s en meer aandacht te genereren voor gezondheid en veiligheid op de werkplek.

In dit half jaar bereikte Somalië, onder aanvoering van de Federatie van Somalische Vakbonden (FESTU), opvallend veel. Opvallend, omdat in Somalië nog steeds een actieve burgeroorlog woedt. Door het gewelddadige conflict zijn de infrastructuren in het land beschadigd. Desondanks heeft de vakbond een stevige en hechte relatie met de werkgeversorganisatie opgebouwd. Omar Faruk Osman, algemeen secretaris van FESTU sinds 2015, was in Nederland op uitnodiging van de FNV om tijdens de Afrikadag te vertellen over het nut van de sociale dialoog. Ook bezocht hij Mondiaal FNV, waar hij onder meer de tijd nam voor dit interview.

FESTU heeft met succes deelgenomen aan het ITUC-project om de sociale dialoog op gang te brengen. Waarom was dit voor jullie belangrijk?

“Werkers over de hele wereld, en met name Afrikaanse werknemers werden hard geraakt door de coronapandemie. We waren verloren. We hadden geen ervaring met het omgaan met een pandemie. Het zou veel banen en inkomsten gaan kosten, en we moesten dealen met een gezondheidscrisis. Daarom was de sociale dialoog met de overheid en de werkgevers de aangewezen plek om een passende oplossing te vinden.

“We hebben sinds 2019 een sociale dialoogstructuur, waar we onder meer over de vormgeving van de Arbeidswet en de implementatie ervan spraken. Toen kwamen we met de regering en de werkgevers overeen om de Somali National Tripartite Consultative Council (SNTCC) op te richten als formele structuur voor sociale dialoog nadat de ILO aanbevelingen had gedaan en alle partijen hadden ingestemd.”

Kunt u meer vertellen over jullie aanpak?

“Somalië heeft echt geprofiteerd van dit ITUC-project, waaraan ook Mondiaal FNV heeft bijgedragen. We hebben eerst de situatie geëvalueerd: wat zijn de issues en hoe gaan we die tackelen? We zijn met de werkgevers rond de tafel gaan zitten, waar we de eisen van de werknemers uitlegden. We eisten een menselijke houding ten opzichte van de situatie, dat wil zeggen dat de werkgevers zich solidair moesten opstellen tegenover de werknemers. Werkgevers wilden aanvankelijk alle cao’s bevriezen, dat hebben ze losgelaten. Ze beloofden de salarissen door te betalen en geen ontslagen door te voeren, tenzij dit niet anders kon, maar dan wel eerst in overleg met de werknemers. De werkgevers gingen met al deze eisen akkoord.

“Met de overheid hebben we gesproken over de 5000 ambtenaren. We zijn overeen gekomen dat zij thuis mochten werken met behoud van salaris, zonder korting en met behoud van bonussen. Wie geen computer of laptop thuis had, kreeg die van de overheid, evenals internet. Al deze afspraken betekenden voor ons een opluchting.”

Hebben jullie daarmee alles kunnen bereiken wat jullie wilden?

“Een tweede belangrijk punt voor ons was de zorgplicht van de werkgevers. Als iemand ziek wordt, dient de werkgever hem of haar te helpen. Als een werknemer overlijdt, dient de werkgever de begrafenis te betalen. In Somalië is bij ziekte of overlijden echter je clan of je familie verantwoordelijk, dus de werkgevers voelden zich hier niet toe verplicht. Voor ons was dit een groot punt. Ze hebben de plicht om te zorgen. De Arbeidswet zegt hierover helaas niets. Maar we hebben 60 procent van de werkgevers zover gekregen dat ze hun verantwoordelijkheden nemen. Met de overige 40 procent blijven we in gesprek, maar die begrijpen het nog niet.”

Wat was de rol van FESTU in deze sociale dialoog?

“Onze taak was de sociale dialoog aan te moedigen. We willen cao’s via een sociale dialoog en niet via conflicten. We waren dus in eerste instantie de aanjager, en later de partner in deze dialoog. We hebben hiermee bijna alle sectoren bereikt. Een deel van de landbouwsector deed niet mee, die zag het nut van de sociale dialoog niet. Dat is nog steeds zo, en ja, dat is moeilijk te begrijpen. Op den duur zullen ze wel aansluiten, anders komen ze er alleen voor te staan.”

Wat betekenen de behaalde successen voor de werknemers?

“Voor de werknemers betekende dit veel. Al onze eisen zijn ingewilligd, dus de meeste werknemers bleven verzekerd van hun baan en hun inkomen. Dat was een grote opluchting. Ze kregen via ons een stem aan de overlegtafel. We hadden in deze periode meer dan ooit contact met onze leden. Ze kwamen vaak naar ons toe om hun problemen uit te leggen.”

Promotie via media

Onderdeel van de sociale dialoog was ook het ontwikkelen van richtlijnen voor de werkvloer over hoe om te gaan met corona. Die informatie verspreidde de vakbondsfederatie vakkundig via de media. FESTU organiseerde een verfrissingsruimte waar mediawerkers vaak kwamen en was daardoor in staat om met hen in gesprek te gaan en geplande media-evenementen te achterhalen. Op die manier kon FESTU journalisten aanmoedigen om kwesties in verband met corona in hun berichtgeving op te nemen.

Osman: “We promootten de richtlijnen rond corona op Facebook en andere sociale mediakanalen. Vakbondsleiders spraken op radio en tv over de manier waarop we de pandemie konden inperken. Ook vertelden ze over de rechten van werknemers.”

Welke winst heeft dit FESTU gebracht?

“We hadden in dit project twee doelen: behoud van het aantal leden en het organiseren van meer leden. We zijn sinds het project met 13 procent gegroeid. Nu hebben we 163.000 leden, verdeeld over twaalf vakbonden. FESTU bestaat sinds maart 2010, en we zijn nog steeds groeiende.”

En hoe is de situatie nu? Voert u nog sociale dialogen? Waarover? En wat zijn de toekomstplannen?

“We zijn nog steeds in dialoog over verschillende onderwerpen, zoals de Arbeidswet en ratificatie van ILO-conventies. De sociale dialoog in ons land is nog jong en staat nog in de kinderschoenen. Ons land bestaat uit vijf federale staten. De sociale dialoog vindt op nationaal niveau plaats, en we willen ons nu richten op die staten. De Somali National Tripartite Consultative Committee (SNTCC), vergelijkbaar met de Nederlandse SER, willen we institutionaliseren, en daarna uitrollen naar decentraal niveau.” Over de toekomst is Osman optimistisch. “Ik droom van een betere tijd. Dingen zijn nu ten positieve aan het veranderen. Er is een opening naar meer democratie.”

Interview: Astrid van Unen

Amsterdam, 25 mei 2022

 

Wie is Omar Faruk Osman?

Naast algemeen secretaris van FESTU is Omar Faruk Osman sinds 2009 al hoofd van de National Union of Somali Journalists (NUSOJ). “Journalist is het gevaarlijkste beroep in Somalië”, vertelt hij. Vroeger werkte hij voor een commerciële tv-zender en versloeg politiek nieuws. Inmiddels is hij fulltime vakbondsman. “Als je veel misbruik en onderdrukking ziet, is het beste antwoord hiertegen in opstand te komen. Je moet opstaan tegen onrecht. Een vakbond is de beste plek om onrecht te bestrijden.” Dit heeft hem wel een arrestatie en een aanslag opgeleverd. “Alleen omdat ik een protest organiseerde.” Osman is getrouwd en heeft twee jonge kinderen. “Het is niet gemakkelijk om vakbondsleider te zijn, maar belangrijk is: mijn vrouw steunt me.”