Amsterdam biedt jonge ongedocumenteerden kans op hogere opleiding

(KIS)

Ongedocumenteerde jongeren mogen tot hun achttiende onderwijs volgen in Nederland. Wie zich daarna aanmeldt voor een vervolgstudie, krijgt geen kans. Amsterdam heeft nu in het convenant ‘Toegang hoger onderwijs voor Nederlandse ongedocumenteerde jongeren’ vastgelegd dat ze veelal wel kunnen doorstuderen. Via een bijzondere route.

Stel, je bent geboren in Amsterdam, maar je hebt niet de Nederlandse nationaliteit. Wel heb je je gehele onderwijsloopbaan in de hoofdstad gevolgd. Misschien heb je gestapeld, waardoor je studievertraging hebt opgelopen. In elk geval wil je na het voortgezet onderwijs doorstuderen om een vak te leren. Maar zonder verblijfsvergunning is die route na je achttiende afgesneden. Anna Lima Alves (20) kwam op haar elfde met haar ouders uit Brazilië naar Nederland. Na de taal- en kopklas stroomde ze door naar het vmbo. Wel met enige vertraging. Ze was net achttien toen ze haar diploma kreeg en meldde zich aan bij ROC Amsterdam. Helaas. Was ze zeventien geweest, dan had ze moeiteloos naar het mbo kunnen gaan en de opleiding mogen afmaken. Maar achttien is volgens de wet geen leeftijd meer voor ongedocumenteerden om een nieuwe studie te starten. Anna stond voor een dilemma: ze wilde graag doorleren, maar hoe dan?

Net zo Amsterdams

Amsterdam kent vele Anna’s, evenals de drie andere grote steden in Nederland. Ondanks het feit dat ze volledig zijn vernederlandst, hebben ze nauwelijks rechten. Anna besloot op advies van haar meedenkende docenten de havo te gaan doen. Daarna wilde ze graag verpleegkunde studeren op de Hogeschool van Amsterdam. Ook die route leek afgesloten. Maar ze liet het er niet bij zitten. Ze speurde het internet af en vroeg iedereen die ze kende om advies. Via een advocaat kwam ze op het ASKV, een vluchtelingenorganisatie die zich ook bekommert om ongedocumenteerden. En daar zat een medewerkster die tot het gaatje ging.

Dat gaatje vond ook de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Directeur Studentenzaken Marjolijn Kaak bouwde een innige relatie op met de ASKV-medewerkster, vertelt ze lachend. ‘De HvA kreeg al vaker zo’n verzoek. In eerste instantie denk je: we kunnen niks doen. Maar dat is voor zo’n aankomend student natuurlijk geen acceptabel antwoord, en voor mij eigenlijk ook niet. Anna is op jonge leeftijd hier gekomen. Een meisje dat ik vorig jaar heb geholpen is hier geboren. Voor mij zijn dit kinderen die net zo Amsterdams zijn als mijn eigen kinderen.’ Met de grote verschillen waarin kinderen opgroeien, heeft ze standaard moeite, dus het sprak voor zich dat ze hiermee aan de slag ging.

Het studievisum voor buitenlandse studenten bood uitkomst. Anna kon dit aanvragen, maar moest het wel zelf ophalen bij de Nederlandse ambassade in Brazilië. ‘Daarmee was ze er nog niet’, vertelt Kaak. Een student uit een land buiten de EU moet een hoog bedrag betalen voor de opleiding. Het jaarlijkse zogenoemde instellingscollegegeld is al ruim 10.000 euro. ‘Een vierjarige studie kan dus wel 40.000 euro kosten, exclusief boeken, laptop en excursies’, zegt Kaak. ‘Ongedocumenteerden zijn vaak niet de rijkste Amsterdammers en ze kunnen geen studiebeurs aanvragen, dus dat was een probleem.’

Legaal in Nederland

Daar had de ASKV-medewerkster ook een antwoord op. Ze hielp Anna bij het opzetten van een crowdfundingscampagne. Die leverde 12.000 euro op, voldoende om te starten. Ook kreeg ze hulp van het Tesselschade Studiefonds. Tijdens de eerste twee studiejaren betaalt dit fonds haar boeken. Vanaf het derde studiejaar neemt het studiefonds het jaarlijkse collegegeld over. ‘Volgens de huidige Wet op het hoger onderwijs mag je als onderwijsinstelling afwijken van het instellingscollegegeldbedrag’, legt Kaak uit. ‘Ik heb dan ook mijn bestuur gemotiveerd om dit in het geval van ongedocumenteerden te doen.’ Anna betaalt nu geen 10.000 euro instellingscollegegeld, maar ruim 2000 euro aan wettelijk collegegeld per jaar, zoals alle Nederlandse studenten.

Ze zit inmiddels in het tweede jaar van haar opleiding. Anna redt het ook financieel. ‘Sinds mijn veertiende pas ik bij families op, dat levert geld op. En ik heb nu een bijbaantje in een verzorgingstehuis. Hier help ik dementerende ouderen met eten en andere dingen. Ik woon nog bij mijn moeder, zo is het financieel wel te doen. En dankzij het studievisum ben ik nu legaal in Nederland. Dat voelt echt goed.’

Ook zonder papieren onderwijs

De Amsterdamse wethouder Sociale Zaken, Diversiteit en Democratisering, Rutger Groot Wassink, ziet net als Kaak de groep ongedocumenteerden in zijn gemeente als ‘gewone Amsterdammers’. Hij raakte geïnspireerd om iets voor de jongere ongedocumenteerden te doen door een project op de Haagse Hogeschool, die al langer bezig was met onderwijsmogelijkheden voor deze groep. Een gedenkwaardig debat in Pakhuis de Zwijger met de titel ‘Uitbuitingsvrije stad’ gaf een impuls aan het idee om een convenant af te sluiten met Amsterdamse onderwijsinstellingen. Dit moet ervoor zorgen dat jongeren zonder papieren ook na hun achttiende onderwijs kunnen volgen. Voorloper HvA, de Vrije Universiteit, Universiteit van Amsterdam, Hogeschool Inholland en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten willen gaan helpen bij het verkrijgen van een studieverblijfsvergunning of kijken of ze maatwerk kunnen bieden via een vorm van contractonderwijs. De gemeente wil ook een alternatieve vorm van studiefinanciering voor deze studenten regelen.

Het convenant werd in maart van dit jaar getekend. ‘Het is vooral een intentieverklaring’, zegt Kaak. Maar het is ook een borging van de route voor ongedocumenteerde studenten. ‘Het hangt nu niet meer van toevalligheden af.’ Groot Wassink benadrukt dat dit het probleem van de illegaliteit niet oplost. ‘Het kan wel zo zijn dat je, als je eenmaal het diploma hebt, ook een werkvergunning kunt krijgen. Dan heb je in zekere zin ook een status in Nederland die je daarvoor niet had. Maar zelfs als je teruggaat, dan is dat natuurlijk altijd beter met een diploma. Dat is wat hier zo mooi aan is.’

Onveilige landen

Met het convenant zijn nog niet alle problemen getackeld, zegt Kaak. ‘We zouden graag zien dat deze studenten niet meer naar het land van herkomst moeten om hun studievisum bij de Nederlandse ambassade op te halen. Niet alleen vanwege de kosten, maar ook vanwege de veiligheid. Een jongere uit herkomstland Afghanistan kun je niet vragen naar Kabul te reizen, en zo zijn er meer risicovolle landen. We bekijken nu hoe we de lobby richting politiek Den Haag hierover kunnen voeren.’ Als ander dilemma noemt ze het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid, dat nu in de Eerste Kamer wordt behandeld. ‘Op dit moment staat de Wet op het hoger onderwijs toe dat we kunnen afwijken van het instellingscollegegeld. Die nieuwe wet verbiedt dit. We moeten even zien hoe dit afloopt.’

Vooralsnog zijn de betrokken partijen blij met het convenant. ‘In Nederland zie je de discussie weer oplaaien over het strafbaar stellen van illegaliteit’, zegt Groot Wassink. ‘Daarom vinden wij het als Amsterdam belangrijk te laten zien dat we onze ongedocumenteerden als inwoners van onze stad beschouwen, die we proberen zo goed mogelijk te ondersteunen. In zekere zin proberen we hen een gezicht te geven en hun positie te verbeteren, want die is schrijnend zat. Dat is wat we hiermee beogen. En het discours van de discussie over ongedocumenteerden proberen te kantelen.’

Last van de schouders

Vanuit ditzelfde idealisme kijkt Kaak naar de huidige ontwikkelingen. ‘Ik vind nog steeds dat deze kinderen een generaal pardon moeten krijgen, maar dat is nog niet gelukt. Ik moet me binnen het onderwijs aan de regels houden, maar ik kan wel de grenzen opzoeken. Het is fijn voor Anna dat ze nu legaal hier kan studeren.’

En Anna zelf? ‘Het is alsof er een zware last van m’n schouders is gevallen’, zegt ze. ‘Voorheen was ik altijd bang voor de politie. Alsof ik een crimineel ben. Het is een hele opluchting dat ik nu papieren kan laten zien. Het convenant is een goede zaak voor al die andere jongeren die in dezelfde situatie zitten als ik zat. Ik ken er genoeg die na hun achttiende naar het land van herkomst teruggingen, omdat er geen andere mogelijkheid was.’ Anna laat haar dromen nu de vrije loop. ‘Ik wil graag in Nederland blijven, maar niet m’n hele leven. Eerst wil ik een aantal jaren hier werken. Als ik vijf jaar werk, kan ik een Nederlands paspoort aanvragen. Daarna wil ik andere Europese landen verkennen.’ Kijk ook op de KIS-website>>

Auteur: Astrid van Unen